stedenbouw-vinex-leidsche-rijn-omgevingskwaliteit-omgevingswet

32 afdelingshoofden uit uiteenlopende Deense gemeentes waren verwonderd en verbaasd over Vinex Leidsche Rijn. Ze zijn onder de indruk van de snelheid waarmee dit complexe en grootschalige bouwproject gerealiseerd is, maar stellen ook kritische vragen over de positie van ontwikkelaars versus gemeente. Goed om af en toe een spiegel voorgehouden te krijgen – waarnemingen, die we goed kunnen gebruiken bij de volgende grote bouwopgave. Bijvoorbeeld dat het niet vanzelfsprekend hoeft te zijn, dat wie betaalt, die bepaalt en hoe je nou écht bewonersinitiatieven kan faciliteren.

Twee dagen lang succesverhalen gehoord

Eind augustus heb ik deze groep Deense ambtenaren meegenomen op de fiets in Leidsche Rijn.
Een drie daagse excursie naar Utrecht, maakt deel uit van het 1-jarige programma die ze bij Danish Architecture Center volgen. Een verloop waarin afdelingshoofden, gemeentedirecteuren en politici competenties opbouwen op het gebied van ‘strategisch stedelijk beleid’. De eerste twee dagen van hun excursie hadden de deelnemers alle succesverhalen van Utrecht gehoord: ‘Utrecht fietsstad’, Science Park Utrecht, ontwikkelen van Vinex Leidsche Rijn, grootschalige plannen voor het stationsgebied en het credo ‘Samen Maken we Utrecht’.
Het viel hun op dat investeerders en ontwikkelaars als een zegen voor de stad werden gezien, omdat het daardoor, begrepen ze, mogelijk is geweest om de stad te ontwikkelen. Geen vanzelfsprekende gedachte in een land als Denemarken, waar de meeste bouwopgaves nog steeds door de overheid worden gerealiseerd. Ze hadden ook begrepen dat er door strategisch beleid in korte tijd een fors woningtekort is opgelost, op geconcentreerde plekken, dicht bij de grote steden en voorzien van een uitgebreid openbaar vervoersnet. Hier kom ik op terug.

Onder de indruk van coalities in de stad

Waar de groep vooral onder de indruk van was, is hoe goed Utrecht is in coalities sluiten om de stad te ontwikkelen. Met name in Science Park Utrecht vonden ze de intensieve samenwerking tussen kennisinstellingen, onderzoeksinstituten en bedrijven om nieuwe oplossingen te vinden voor een langer en gezonder leven interessant. We hebben de invloed van bewoners op het beleid besproken, onder andere hoe de ‘zwerm’ van de Utrechtse Ruimtemakers zich verhoudt tot de gemeentelijke organisatie, dat een groot deel van de zwerm betrokken is om onder andere ’Agenda voor Initiatief’ te ontwikkelen, die vervolgens bestuurlijk is vastgesteld. Daarnaast raakte ze onder de indruk van de complexiteit en de schaal van Vinex Leidsche Rijn in combinatie met de snelheid waarmee er gebouwd is. Anne Wittekamp, vanaf het eerste prille begin betrokken bij de planvorming van Leidsche Rijn, legde dit aan de hand van de maquette in het informatiecentrum uit.

De pijnlijke keerzijde

Toch heeft het succes van Leidsche Rijn ook een keerzijde. Begrijp me goed, bewoners vinden het erg fijn wonen in Leidsche Rijn, dat hoor ik regelmatig en ook de artikelreeks in TROUW deze nazomer bevestigt dat. Het is ergens terecht als Riek Bakker zegt, dat Leidsche Rijn ‘een laaiend succes is’! Maar dat neemt niet weg, dat er ook leerpunten zijn. Die werden pijnlijk duidelijk door de – niets vermoedende – vragen van deze groep Deense ambtenaren toen ze al fietsend de wijken bekeken. Ze vroegen zich voornamelijk af, hoe dat nou zit met de rol van de ontwikkelaar, daar hadden ze de twee dagen hiervoor niet echt antwoord op kunnen krijgen. Want als de criteria voor de ontwikkelaars vanuit de gemeente echt zo goed gesteld waren als ze hadden gehoord, begrepen ze een aantal dingen niet. Dit waren onder andere hun grote vragen:
– waarom is de kwaliteit van de architectuur niet hoger?
– zijn er wel voldoende starters- en studentenwoningen?
– waarom is er niet in een hogere dichtheid gebouwd, als het idee was om de stadsuitbreidingen te concentreren?
– Wat was de parkeernorm toen en is het gelukt om het autogebruik te verdringen?
– Als er in 15 jaar de tijd zoveel in één keer wordt gebouwd, en dan ook nog met nadruk op jonge gezinnen, ontbreken er dan nu niet voorzieningen?

Oei, dat zijn nogal wat vragen, want dat zijn nou precies de punten, waar het mijn inziens minder is gegaan. Niet alleen in Leidsche Rijn maar in de hele Vinex uitbreiding. Er is inderdaad gebrek aan starters- en studentenwoningen, er is nauwelijks hoogbouw en nee, het is niet gelukt om het autogebruik terug te dringen. Er wordt geparkeerd op de straten die toen als ‘autovrije’ straten zijn ontworpen en in Leidsche Rijn is de tram er nooit gekomen. De openbare ruimte zou inderdaad veel spannender kunnen en er is anno 2016 gebrek aan voorzieningen voor zowel voor jongeren als ouderen.

Er brak een discussie los over hoe dat nou kan, dat het zo heeft uitgepakt ondanks het ‘strategisch stadsbeleid’. Het lijkt er erg op, dat hetgeen het meest economisch rendabele was om te bouwen, hetgeen is dat werd gebouwd. Een vreemde gedachtegang voor Denen maar voor ons al heel normaal. Mijn conclusie is, dat doordat de gemeentes in Denemarken jarenlang zelf hebben ontwikkelt, ze anders tegen bouwontwikkelingen aankijken. Als ontwikkelende gemeente ben je gewend om te bouwen voor de samenleving en niet puur voor de economische winst. Dat wil zeggen, dat er bij elk nieuwe ontwikkeling vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met waardecreatie op verschillende vlakken.

Van vastgetimmerde naar flexibele plannen

Nu is het weliswaar in de planvorming de laaste jaren anders gegaan. De bouwontwikkelingen hebben zich door de crisis in een heel ander tempo voltrokken. Hierdoor is er letterlijk en figuurlijk ruimte geweest voor meer invloed door bewoners en voor initiatieven van andere partijen dan ontwikkelaars. In het informatiecentrum merkten de Deense afdelingshoofden vanuit het ruimtelijke domein op, dat de ontwikkeling in Leidsche Rijn wel héél vastgetimmerd was, mede ook door afspraken met ontwikkelaars, en dat voor maar liefst 15-20 jaar. Anne Wittekamp reageerde hierop: ‘Dat klopt, nu zouden we dat niet meer zo doen. Tegenwoordig moeten plannen flexibeler zijn en er moet ruimte zijn voor bewoners om zelf invloed op hun leefomgeving te kunnen uitoefenen’.

Eigen initiatieven kleuren de Vinex

Dat zien we daarna dan ook in Leidsche Rijn. We fietsen langs verschillende projecten, geïnitieerd door bewoners. Bijvoorbeeld de Kersentuin gebouwd als PO project, Particulier Opdrachtgeverschap. Het is, mij bekend, helaas wel de enige in heel Leidsche Rijn. Ik vertel over initiatieven op braakliggende terreinen, zoals Dorpstuin De Meern en de Burenmarkt en we gaan naar de, inmiddels internationaal bekende, Vlinderhof. Ontworpen door Piet Oudolf, geïnitieerd door een bewoner en onderhouden door 60 vrijwilligers. Dat maakt over het algemeen indruk, die goed verzorgde groene initiatieven van bewoners! In Denemarken is het onderhoudsniveau juist hoger, daar waar de gemeente de openbare ruimte onderhoudt, dan daar waar bewoners worden geacht het zelf te doen! Een groot goed voor ons dus, het zelfbeheer, dat kleur geeft aan de buitenruimte in de Vinex.

Samen Stad maken in de gemeente Holbæk

Het collegebeleid ‘Samen Maken we Utrecht’ waarbij het faciliteren van bewonersinitiatieven een belangrijke streven is, vonden de Denen daarin tegen wél allemaal heel gewoon – ’doen we thuis ook’.
In de gemeente Holbæk bijvoorbeeld zijn er 13 ‘Samendoeners’ ingesteld in een gemeente met een inwonersaantal van 70.000. Deze 13 ambtenaren zijn uitgekozen op hun speciale affiniteit met vrijwilligerswerk en initiatieven en krijgen de helft van hun tijd toebedeeld om initiatiefnemers te ondersteunen, waar ze het ook nodig hebben. Bijvoorbeeld door als vaste contactpersoon in de organisatie op te treden, door te adviseren in opzet van een project, draagvlak creëren, kansrijke partners vinden of raadsvergaderingen te beleggen wanneer er een politiek debat nodig is. Mijns inziens kan je hier spreken van écht faciliteren van initiatieven en kan wellicht inspiratie bieden voor Nederlandse gemeentes.

Een spiegel voorhouden geeft de leidraad voor de volgende bouwopgave

Het levert altijd iets op als je met mensen van ‘buitenaf’ gaan sparren, er wordt je een spiegel voorgehouden. Al heb ik in de loop van de jaren vergelijkbare waarnemingen gedaan, tijdens het rondleiden van de Denen, wordt het me duidelijk wat de do’s en don’ts voor de volgende grote bouwopgave van Nederland. Aangezien dat de ‘concentratie’ van de Vinex-wijken meevalt – of eerder tegenvalt is het zaak om nu nog zuiniger met onbebouwd Nederland om te gaan.

Er is goed nieuws! Het Planbureau van de Leefomgeving presenteerde afgelopen juli een belangrijk onderzoek over de kans voor inbreiding (zie bijvoorbeeld ‘Volop bouwpotentieel in de stad’). Hieruit blijkt dat er, wanneer er uitgegaan wordt van een laag groei scenario voor Nederland (250.000 nieuwe woningen), zelfs in Utrecht géén uitbreiding in het landelijk gebeid nodig is. Bestaande, onbenutte werklocaties bieden voldoende ruimte. Er is ook een hoog groeiscenario van 1 miljoen woningen, maar niemand kan tenslotte de toekomst voorspellen, er zitten in beiden voorspellingen onzekerheden. Ongeacht wat de bouwopgave precies gaat worden, zijn er mijns inziens aan aantal overkoepelende do’s en don’ts. Do’s om kwaliteiten te benutten die wij hebben en die door anderen als een groot goed worden gezien. Don’ts om niet over 15 jaar weer dezelfde pijnlijke vragen gesteld te krijgen, als nu over de Vinex.

DO’S
• Ga voor inbreiding en echte concentratie, één keer Vinex is genoeg.
• Stel de criteria zodanig dat er waardecreatie op veel vlakken word bereikt.
• Smeed coalities met onconventionele partners.
• Blijf daadkrachtig handelen.
• Omarm de complexiteit en laat een vastomlijnd proces los.
• Veranker en door ontwikkel het ‘Samen Stadsmaken’.

DON’TS
• Naar één soort waardecreatie kijken, namelijk de economische.
• Hoofdzakelijk voor één doelgroep bouwen.
• Woningen met lage dichtheden uitsmeren over het landelijk gebied.
• Uitverkoop houden van je waarden.
• Vergeten waarvoor je het allemaal doet!

Kortom, van de ervaringen van de vorige, grote bouwopgave leren. Dat moet toch te doen zijn?